Het fokken van paarden vindt al eeuwenlang plaats. In 1531 vaardigde keizer Karel V een uitvoerverbod uit voor merries, gevolgd door andere beperkingen van de handel. Voorschriften om het houden van slechte hengsten tegen te gaan werden voortdurend verbeterd en aangescherpt. De veel gehoorde klacht in de 18e en 19e eeuw was, dat de beste hengsten en merries de handel ingingen en dat vaak met tweedehands exemplaren werd gefokt. Hierdoor liep de kwaliteit van de fokpaarden terug. In het laatste kwart van de 19e eeuw begonnen maatschappijen van landbouw de paardenfokkerij met strengere regels te ondersteunen: het paardenstamboek ontstond.
In Overijssel werd in 1887 de Vereniging tot Verbetering van het Paardenras in Overijssel (VVPO) opgericht. Deze vereniging was provinciaal erg actief met allerlei maatregelen om de paardenfokkerij op een hoger plan te brengen. In hetzelfde jaar werd ook het Nederlandsche Paardenstamboek (NPS) opgericht, die in 1890 een Overijsselse afdeling kreeg. De invoering van de verplichte hengstenkeuring (1891) leidde tot een stijging van het aantal inschrijvingen van hengsten in het stamboek. Pais en vree was het in paardenfokkend Nederland niet. Met name Gelderse fokkers waren ontevreden over de vele registers van de NPS. Vrijwel ieder ras kon worden ingeschreven, inlanders en buitenlandse paardenrassen, plus alle mogelijke kruisingen. Enige voorwaarde was dat de paarden aan elementaire gezondheids- en kwaliteitseisen moesten voldoen. Daarnaast bestonden er niet minder dan acht stamboekorganisaties, die volkomen langs elkaar werkten. Pogingen om tot Ć©Ć©n stamboek te komen leidde in 1912 tot de oprichting van de Nationale Vereniging tot Bevordering der Paardenfokkerij in Nederland (NVPN).
Vanaf 1912 zou deze vereniging twee stamboeken beheren, voor het landbouwtuigpaard en het landbouwtrekpaard. Doel van deze nationale vereniging was om te komen tot Ć©Ć©n uniform Nederlands tuigpaard, gebaseerd op zuivere teelt.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de hengsten- en merriekeuringen en tentoonstellingen met nieuw elan opgepakt. Het aantal leden steeg, terwijl er ook een toename was in het aantal dekkingen en de registratie van merries en veulens in het stamboek. Veel bestuurlijk inspanningen werden geleverd door de heren J.C. Wolthuis, A.J. Ganzeboom en G.A.R. Nieuhoff.
In 1965 werd het 75-jarig bestaan bestaan van de VLN-afdeling Overijssel nog feestelijk gevierd. Maar de realiteit was dat van veel boerderijen het paard verdween. De Gelderse en Groningse fokkerijen waren op een doodlopend spoor terecht gekomen, doordat de vurig bepleite modernisering in de fokkerij was tegen gehouden. Nederland richtte zich meer op het fokken van rijpaarden voor de sport. De VLN fuseerde per 1 januari 1970 met de Vereniging Warmbloed Paardenstamboek in Nederland (WPN). De stamboeken voor het Gelderse en Groningse paardentype werden gesloten. Het Nederlandse sportpaarden vindt via internationale keuringen en handel zijn weg over de hele wereld. Veel in Nederland gefokte rijpaarden deden in 1986 mee aan de Olympische Spelen. Het 100-jarig bestaan werd in 1990 gevierd. Toen ontving de WPN het predicaat koninklijk.
Bovenstaande beknopte geschiedenis is afkomstig uit de publicatie "Van NPS tot KWPN, afdeling Overijssel, 1890-1990", te vinden in archiefbloknummer 1745, inventarisnummer 20. Voor informatie over de historische ontwikkelingen van de paardenfokkerij in Overijssel en Nederland wordt hiernaar verwezen.