
Ffrederick van Keppel, her to Verwoelde, mijn [= leenheer] neef, na opdracht door Tomas Blommendael mijn [= leenheer] neef, die het in leen had ontvangen na opdracht door Vrederick van Keppel, heer tot Verwoelde, onder voorbehoud van hetgeen is opgenomen in de huwelijkse voorwaarden van juffer Steven van Keppel gen. Grevenisse, nicht van de leenheer.
Get.: Aleff Reyger en Otto van Ruytenborch.
Aelert van Haeften, na de dood van Ffrederick van Keppel.
Get.: Otto van Bellynchave die olde en Jorghen van Bermptloe.
Thomas Blommendael, als enige zoon van juffer Steven van Keppel.
Get.: Otto van Bellynchave die olde en Frans ter Bruggen.
Aellert van Haefften, mijn [= leenheer] zwager, na opdracht door Tomas Blommendael.
Get.: Johan Grubbe van Vleronge en Deryck van Betber, richter van Delden.
Arendt Reyger, na opdracht door Aellerdt van Hafften, heer tot Verwoelde.
Get.: Otto van Bellynchave en Johan Goyssens.
De weduwe en minderjarige kinderen van Arendt Reyger, onder hulderschap van Thomas Reyger.
Get.: Herman van Kemenade en Johan Goissens.
Juffer Catharina de Reyger, weduwe Lutteren, onder hulderschap van Diderick de Reyger, na opdracht door Anthonis de Reyger, als voogd over de erfgenamen van wijlen Arendt de Reyger, meer speciaal over diens zoon Arndt de Reyger, die het goed had geruild met Catharina de Reyger.
Juffer Catharina de Reyger, weduwe Lutteren, wordt toegestaan bij testament over het leengoed te beschikken en specifiek om er 300 rijksdaalders uit te legateren.
Juffer Catharina de Reiger geeft aan op welke wijze de bovenstaande legaten verdeeld moeten worden, te weten onder de gezamenlijke kinderen van wijlen Stefen de Reiger t' Wermertinck de ene helft en onder Anna Horstincks, vrouw van Everhart Roemer en haar erfgenamen de andere helft; tevens wordt Catharina de Reiger toegestaan het goed met 400 rijksdaalders te bezwaren.
Bernhart ter Borch krijgt na de dood van zijn vader Gerhardt ter Borch uitstel van belening.
Bernard ter Borch.
Juffer Catharina de Reyger, onder hulderschap van Diderick de Reyger, met de ledige hand.
Juffer Catharina de Reyger, geassisteerd door haar hulder Diderick de Reyger, wordt toegestaan haar aandeel in het leen te verkopen.
Jonker Berhart ter Borch, na opdracht van een gedeelte door Derck de Reiger tot Glatbeck, als gevolmachtigde volgens een te Schuttorf gepasseerde akte van juffer Catharina de Reiger weduwe Lutteren, met het gehele goed. Ter Borch was al in het bezit van het andere deel, zodat het gesplitste leen weer geheeld kan worden. Ter Borchs vrouw juffer Wyllemina van Voorst krijgt krijgt het vruchtgebruik.
Jacob Monnick, gewezen "generaal commissaris des armee van sijn Con. Majest. van Sweden", als man en voogd van juffer Wilhelmina van Voorst, weduwe van Bernart ter Borch, in leven richter van Ootmarsum, met de helft van het goed, die door Bernart ter Borch en Wilhelmina van Voorst staande hun huwelijk is aangekocht van juffer Catharina de Reiger.
Akte van aanstelling door het stadsgericht van Zwolle van Wilhelm Royer IUD. en Gerrit Voet als curatoren van de nagelaten boedel van Bernt ter Borch en zijn nog in leven zijnde weduwe "juffer Munnichs".
Jan Mulert tot Bakenhagen.
Joan Ludolph Mulart toe den Baeckenhagen, na de dood van zijn vader Jan Mulart toe den Baeckenhagen.
Joan Ludolph Mulert toe den Baeckenhagen krijgt goedkeuring van zijn testament.
De juffers Lucia Anna en Johanna Mechteld Mulert, geassisteerd door hun broer Conraad Wilhelm Mulert, onder hulderschap van dr. Joachimus Rutger Liens, zoals het hen was toebedeeld bij boedelscheiding van 14 februari 1712; tevens verlenen zij hypotheek aan Berent Lentelinck te Amsterdam, tot zekerheid van een geldlening van ?2.500,-.
Johan Adolph Wilhelm van Harde tot Wellinghege, na opdracht wegens verkoop van 16 juli 1715 door de juffers Lucia Anna en Johanna Mechteld Mulert tot Baeckenhagen, beiden vertegenwoordigd door dr. Wolter ten Brincke.
De heer Keppel tot Stoevelaar en dr. Adolph Henrick Putman, als voogden over Jan Willem van Harde, minderjarige zoon van wijlen Jan Adolph Willem van Harde tot Hachmeule en Willinckhege, vertegenwoordigd door dr. Carel Fredrick Cramer.
De voornoemde voogden van Jan Willem van Harde verlenen hypotheek ten gunste van dr. Henrick Hagedoorn tot zekerheid van een geldlening van ?2.500,- "als ten profijte van juffer van der Sluys was staende".
In de marge de aantekening dat op 28 september 1745 Jan Lammers, rentmeester van het huis Hengelo, als volmacht van dr. Henrick Hagedoorn, die voor de aflossing kwijting heeft verleend, royering vraagt.
De voornoemde voogden van Jan Willem van Harde verlenen hypotheek ten gunste van Hendrick Scholten te Buurse, tot zekerheid van een versterkte geldlening van ?5.600,-.
Jacob Christoffer van Ripperbant na opdracht door Jan Lamberts, rentmeester van het huis Hengelo, als volmacht van Cornelis Jacob van Mahoni toe Boekelo, kolonel van een infanteriegarde, namens zijn vrouw als benificiaire erfgename van wijlen Jan Willem Joseph van Harde tot Hagmeule.
Jan Lammers, rentmeester van het huis Hengelo, als volmacht van Egbertus Scholten, verleent royement van de aantekening van hypotheek door wijlen de vader van Egbertus Scholten op het leengoed verkregen, na voldoening van de lening door kapitein Ripperbant.
Jacob Christoffer Ripperbant krijgt toestemming om bij testament over het leengoed te beschikken.
J.C. Ripperbant, vertegenwoordigd door procureur J. Schutte, met de ledige hand.