
Afgespleten van nr. 44.
De generaal baron van Berenseau, heer van Dreven en Catenhorst, met als gevolmachtigde en hulder procureur Marcelis Baerselman, na opdracht door de juffers Everhardina en Catharina Elisabeth van Heerd.
Hans Frederik baron van Bernsau, vertegenwoordigd door Marcelis Baerselman, procureur, met de aanspraak op het leen.
Gertrud Joanna Agnes baronesse van Scholler douarière van Henrick Ferdinand baron van Bernsau, onder hulderschap van Marcelis Baerselman, na opdracht door Hans Frederik baron van Bernsau, met de aanspraak op het leen.
Jannes Jansen van Kleyn Soupenberg, als hulder voor zijn zoon Hendrik Jansen, en Jan Albert Everts van Kleyn Soupenberg, die het goed gemeenschappelijk bezitten.
Albert Jan van den Kleynen Soupenberg, na de dood van Jan Albert Evers, met de volle en de ledige hand, met het halve leen.
Hendrik Jansen van den Kleynen Soupenberg, met de ledige hand, met het halve leen.