Johan Goessen ter Avest, na de dood van zijn vader.
Get.: Volkier Sloet en Johan Borre.
Johan de Reyger, na opdracht door Johan Goessen ter Avest.
Get.: Volkier Sloet en Johan Borre.
Adolph Reyger; tevens vestigt hij het vruchtgebruik ten behoeve van zijn vrouw Merryken.
Get.: Johan van Langen en Brun van Langen.
Arendt Reyger, richter van Delden, na opdracht door Merykens Reygers, weduwe van Adolph Reygers, en haar dochter Aleff Reygers, met haar voogd Otto van Langen
Get.: Otto van Bellynckhave en Johan Goissens.
Thonis Reyger als hulder voor de weduwe en minderjarige kinderen van Arendt Reyger.
Get.: Herman van Kemenade en Johan Goissens.
Roleff van Koverde, na opdracht door Anthonies Reyger, als hulder voor de minderjarige kinderen van wijlen Arnt [Reyger].
Get.: Jurien Bermeltloe, richter van Kedingen, en Wolter van Koverde.
Wolter van Koverden, als hulder en voogd van juffer Henrik van Harsolte en haar minderjarige kinderen van wijlen Christoffer van Koverde.
Get.: Jurien van Bermentlo, richter van Kedingen, en Thonies Reger.
Elsen van Lymberch, weduwe van Albert van Lymberch, onder hulderschap van haar zoon Geridt van Lymberch, na opdracht door Wolter van Coverden, als hulder en volmacht van juffer Henrick van Haersolte en haar echtgenoot Menthe, ridder [= Wilcko Entens van Mentheda].
Get.: Anthonies de Reger en Derrick Gossen.
Elsen, weduwe van Albert van Lymberch, onder hulderschap van haar zoon Geridt van Lymberch, met de ledige hand.
Get.: Herman to Kemenade en Derrick Gossens.
Gerhardt van Lymberch, vertegenwoordigd door Albert Schulte, burger van Almelo.
Gerhardt van Limbergh, vertegenwoordigd door Bernt ten Welde, krijgt toestemming tot vestiging van vruchtgebruik ten gunste van zijn vrouw Tella ten Campe.
Teda then Campe, vrouw van Borchard van Aswede, vertegenwoordigd door Caspar van Aswede, verkrijgt goedkeuring voor voortzetting van het in 1616 verkregen vruchtgebruik.
Hendrick van Marckel, burgemeester en kameraar van Deventer, na de dood van Gerhart van Limborg, oom van zijn vrouw Barte van Limberg.
Johan van Marckel, na de dood van zijn vader Henrick van Marckel, in leven burgemeester van Deventer.
Henrick ter Borch, "voorzoon" van en hulder voor vrouw Christina Dappers, weduwe van Jan van Marckel, burgemeester van Deventer.
Christina Dappers, weduwe van burgemeester Jan van Marckel, geassisteerd door haar zoon Jasper van Marckel, met de ledige hand.
Everhard van Marckel, na de dood van zijn grootmoeder Christina Dappers.
Everhard van Merkel krijgt goedkeuring van de verkoop van het goed aan Jan Roussinck.
Jan Roussinck komt met de leenheer overeen dat een aantal percelen horende onder dit erve van de leenplicht ontslagen zullen worden, te weten: "den Appenberg", een stuk gelegen aan de "Diipen wegh", drie spint bij "Evertink", zes spint op de "Kaeleinde", twee schepel en 4½ mudde op de "Breubelt", "het Ondestucke", een mudde in "den Diependael", een mudde genaamd "den Huissen", een hooimaat genaamd "de Peddenmarsch" en twee dagwerk op "den Holdijck bij het Reetgoer".
Jan Roussinck, na opdracht door Lambert Hagedoorn, als volmacht van Everhard van Markel.
Gerrit Nieuwenhuis, ondertrouwd met Jenneken Henrix, weduwe van Jan Roussinck. Hij heeft het erve tegen betaling overgenomen uit de boedel van wijlen Jan Roussinck, nadat vanwege de vele schulden boedelscheiding had plaatsgevonden tussen de weduwe en de voogden over de kinderen.
Gerrit Roussinck en Fennetje Jansen Megelink verlenen hypotheek op het goed ten gunste van Jan voor den Boom en diens vrouw Aaltje, tot zekerheid van een geldlening van ?500,-.
Gerrit Roussink uit Elsen, zoals hij op 2 maart 1720 al beleend is, met de ledige hand; tevens verleent hij hypotheek ten gunste van Jacob ten Brink en diens vrouw Mechtelt Theodora IJssele, tot zekerheid van een geldlening van ?900,-.
Volgens een marginale aantekening van 18 februari 1780 is de hypotheekinschrijving op verzoek van Jannes Roessink en zijn vrouw Jenneken Roessink geroyeerd, na vertoning van de door Antoni ten Brink afgegeven kwitantie.
Jannes van den Keyser, na opdracht wegens een op 30 augustus 1748 gesloten overeenkomst met zijn schoonvader Gerrit Nijenhuys Roesink uit Elsen, die op 2 maart 1720 beleend was.
Volgens een marginale aantekening verkrijgt de vrouw van Jannes Roessink verkrijgt toestemming de hypotheek met zes jaar te verlengen tot 1 november 1765.
Jannes van de Keyser, met de ledige hand.
Volgens een marginale aantekening van 5 mei 1772 verkrijgt Jannes de Keyser toestemming tot het vestigen van een hypotheek. Volgens een marginale aantekening van 18 februari 1780 wordt deze hypotheekaantekening geroyeerd op verzoek van Jannes Roessink en zijn vrouw Jenneken Roessink na vertoning van de door Antoni ten Brinke afgegeven kwitantie.