De erfgenamen van Willem Jans Knol

[Herman van der Bent]

Deze akte heb ik nog, maar geeft verder geen informatie.
CZ ZK 1704-03-05, fol 423.
Ao 1704 den 5 Meert relateerde Gerrit ten Hope Gerichtsdienaer dat hij uit name van Hopman Joan Camerlinc arrest en beslagh hadde gedaen op alle de goederen van Lubbert Egbers op de nieuwe weteringe, om van de plaetse niet te verstrecken, voor en als een sijn pachtpenningen soude hebben voldaen en betaelt en dat hij hier van de bootschap aen Lubbert Egbers voornt selfs hadde gedaen.

[Egbert_]

Er wordt verwezen naar een vorige momberstelling: 10 januari 1709. Die zie ik niet in ORA Zwk. en ook niet in ORA Zwolle.

Er is wel een momberstelling van 10 januari 1704.
Hilligien is overleden. Onmondig kind Aaltje. Arent Herms op de Nieuwe Weteringe stelt Lubbert Egbers en Gerbrant Herms aan als mombers

GI:
04-04-1678: Hilletjen Driesen dochter van Dries Gerrits en zijn vrouw Aaltjen Egberts, wordt gedoopt
29-03-1701: Hillegie Driesen gaat met attestatie naar Mastenbroek

Zwolle ondertrouw,
1700 den 14 Septemb
[-]
Arent Herms j.m. en
Hillegje Driezen j.d.
de proclamatien gaan mede in Mastebroek
attestatie gegeeven naa Mastenbroek

Of Arent Herms hertrouwd is, is mij niet bekend. Volgens de GI komt hij voor als de weduwnaar van Hillichjen Driessen in een akte van 27 apr 1708.

[Janny Lalkens]

Begraafboek 812/3 Tussen november 1693 en begin januari 1694 Swaan in den vrolijckheijdt

Zou Arent Herms daar op de Nieuwe Wetering op een andere boerderij hebben geboerd dan Lubbert Egberts met zijn pachtachterstand? Dus Arent niet op het Vosje?
Voogd Lubbert Egberts was gezien vanuit de halfwees Aaltje Arents een broer van haar oma Aaltje Egberts. Na het overlijden van Lubbert Egberts rond 1718 was vanuit Aaltje Arents gezien haar nieuwe voogd Dries Driessen Bennink haar oom, broer van Aaltje haar noeder Hilligje Driessen.

[Egbert_]

Deze akte heb ik nog, maar geeft verder geen informatie.
CZ ZK 1704-03-05, fol 423.
Ao 1704 den 5 Meert relateerde Gerrit ten Hope Gerichtsdienaer dat hij uit name van Hopman Joan Camerlinc arrest en beslagh hadde gedaen op alle de goederen van Lubbert Egbers op de nieuwe weteringe, om van de plaetse niet te verstrecken, voor en als een sijn pachtpenningen soude hebben voldaen en betaelt en dat hij hier van de bootschap aen Lubbert Egbers voornt selfs hadde gedaen.

De akte sluit wel mooi aan bij:

Zwollerkerspel

f81 - 13 dec 1700 [-] verkocht [-] aan hopman Joan Camerlinck en zijn erfgenamen zijn WelGeborenes erve en goed in dit kerspel van Zwolle in Mastebroeck op de Nieuwe Weteringe gelegen, zoals thans door Lubbert Egbers meijerswijze wordt bewoond en gebruikt, bestaande uit een huis en hof, twee bergen en [een] schuur, met omtrent 12 morgen zowel hooi- als weideland, in vier kampen achter het huis gelegen [-]

[Egbert_]

Begraafboek 812/3 Tussen november 1693 en begin januari 1694 Swaan in den vrolijckheijdt

Bedankt! Mooi dat dit nu ook gevonden is. (Niet te vinden in de GI)

Dat betekend dus ook, dat Lubbert Egberts in 1694 weduwnaar is. En dat hij heel goed kan zijn:
Zwolle, 1694,
28 April
[-]
Lubbert Egeberts w.d.
Trijentien Jans
Proclematie in Mastebrock
Att: op Mastebr. 19. Meij 1694:

(bijna) een half jaar na het overlijden van zijn vrouw Swaan(tien)

[Egbert_]

Begraafboek 812/3 Tussen november 1693 en begin januari 1694 Swaan in den vrolijckheijdt

Zou Arent Herms daar op de Nieuwe Wetering op een andere boerderij hebben geboerd dan Lubbert Egberts met zijn pachtachterstand? Dus Arent niet op het Vosje?
Voogd Lubbert Egberts was gezien vanuit de halfwees Aaltje Arents een broer van haar oma Aaltje Egberts. Na het overlijden van Lubbert Egberts rond 1718 was vanuit Aaltje Arents gezien haar nieuwe voogd Dries Driessen Bennink haar oom, broer van Aaltje haar noeder Hilligje Driessen.

Lubbert Egberts heeft op twee erven geboerd. Eerst op het erf, dat in 1700 overging van Lambert Barnart van Rechteren, Heer tot den Velner naar hopman Joan Camerlinck. En later, na 1704 op 't Vosje

Waar Arent Herms woonde, is mij niet bekend.
Wel dat er in een Hermen Hendriks woonde volgens vuursteden 1682 en zoutgeld 1694 aan de Nieuwe Wetering. In het het Oude Vosje. Dat eigendom was van Gerrit Egberts Joncker

Maar over deze Hermen Hendriks is mij verder niets bekend, dan de aantekeningen in die twee registers.

[Janny Lalkens]

Bedankt! Lubbert Egberts komt nu wel scherper in beeld.

In onderstaande akte komt Lubbert Egberts als momber voor. De erfenis van Gerrit Driessen Bennink is afgekocht met geld en kleding van de overledene.


f151 - 23 juni 1708 - Heeft Anna Dwars, wed. van wijlen Gerrit Ben­nink
dit onderstaande accoord in originali overgegeven om tot volkomen zeker­heid geprothocolleerd te worden.
Op heden dato nabenoemd verklaren de ondergeschreven Anna Dwars, het laatst weduwe van wijlen Gerrijt Benninck aan de ene zijde, en Dries Benninck voor hem zelf, alsmede Gerbrant Harms en Lubbert Egbers, in de kwaliteit als voogden over Aeltien Arents, nagelaten dochter van Hilleghien Driessen. als testamentaire erfgenamen van voorschreven Gerrit Benninck, alles ten overstaan en met assisten­tie van wederzijds onpartijdige "dingsluiden" daartoe speciaal ver­zocht en gevraagd [gebeden], tesamen in de minne hebben geaccor­deerd, gelijk zij doen krachtens dezes, en dit "bij forme van quit­koop" wegens de boedel en nalatenschap van de voornoemde Gerrijt Benninck, zo deze met bovengenoemde zijn nagelaten weduwe in ge­meenschap had bezeten, en dit als volgt.
- Dat de voornoemde Anna Dwars, weduwe Benninks aan de voorschreven erfgenamen Dries Benninck, alsmede de voornoemde voogden in hun kwaliteiten tesamen en eens voor al, zal uitkeren en betalen een somma van 855 Caroli gulden vrij geld, te voldoen in contante pen­ningen of in goede obligaties, waarmee de voorschreven erfgenamen tevreden kunnen zijn, en dit binnen de tijd van 6 weken na de on­dertekening dezes. Nog zal de voorschreven weduwe aan de voorschre­ven erfgenamen uitkeren of laten volgen alle linnen en wollen kle­ren, ook zilver, hetzij gespen, mes, knopen, psalmboek, "stock" en hetgeen enigszins tot de lijfdracht van de overledene heeft be­hoord, niets uitgezonderd.
- Hiertegen renuntieren dan de voornoemde erfgenamen in hun respec­tievelijke kwaliteiten tesamen en elk in het bijzonder van al het verdere recht, eis of pretensie, die zij uit enige andere hoofde op de voorschreven boedel mochten menen te hebben, wat dan ook.
- De genoemde erfgenamen blijven daartegen ook bevrijd van alle lasten en schulden van de boedel, hoe ook genaamd, die de voornoem­de weduwe aan haar alleen en voor haar zelf behoudt.
- Nog zullen de beide partijen contrahenten ieder ten profijte van de Armen [-] moeten betalen één rijksdaalder of vijf Caroli gulden tesamen, maar het schrijfgeld moet [sal] alleen door de weduwe be­taald worden.
Waarmee de partijen verklaren ontscheiden te zijn en gedeeld, met reciproque beloften elkaar nooit na dezen over het eens gedane weer moeilijk te zullen vallen. In oorkonde der waarheid zijn hier­van twee gelijkluidende instrumenten gemaakt en door de gezamenlij­ke vrienden en geïnteresseerden ondertekend, en de Heer Scholtus van Zwolle wordt verzocht ten opzichte van het onmondige kind dit met zijn consent mede te willen corroboreren.
Gedaan binnen Zwolle 23 juni 1708.

- Onder stond met verscheidene handen getekend:
Anna Dwars, wed. Benninck,
T - Dit is het merk van Dries Bennink, die hij zelf getrokken heeft,
Menso ten Have als getuige; M.T. Have,
Gerbrant Hermens,
Lubbert Egbers,
Arent Harms als vader,
Aert Egbertsen als getuige,
Wolter Roelofsen als getuige.

Lager stond:
Dit bovenstaande accoord wordt door de Heer Scholtus van Zwolle en over Zwoller Carspel ten reguarde van de minderjarige daarin ver­meld als overmomber mede geapprobeerd en geratificeerd met assump­tie van de Doctoren Nicolaus Buis en Lucas Schuirman als keur­noten, 23 juni 1708.
Me presente was getekend Otto Meuwsen, gerichtschrijver.

[Egbert_]

Maar de vraag die open blijft:

Lubbert Egberts x Trientien Jans is hoogstwaarschijnlijk de overleden voogd in de akte f63 - 21 mei 1718

Lubbert Egberts in het Vossjen wordt het laatst vermeld in f191 - 8 jan 1714

Trijntje Jans is volgens het lidmatenboek Mastebroek: obijt in Febr. 1731.

Nergens kan ik vinden dat Trijntje na het overlijden van Lubbert Egberts hertrouwde. Niet in Zwolle of Hasselt. Mastenbroek en Genemuiden zijn helaas niet bewaard gebleven, van rond 1720. Dus is er ook geen zekerheid of zij de Wed= van Jan Egberts, ZK CZ 1728-04-10, fol 180, is.

Misschien wil Herman nog zoeken of het Vosje nog vaker voorkomt in de CZ ?

[Herman van der Bent]

In ieder geval nog deze:

Eodem (1708-05-05 fol. 62)
Richter Wilhelm Vriesen. Keurnoten Nicolaus Buijs doctor en Jan Jacob Wijlink Procurator
In saecken van opbodinge ingevolge voortgegane pandinge van heden acht dagen van de Heer Burgemeester Joan van Muider als recht hebbende van de Heeren van de magistraet der stadt Hasselt tegens Lubbert Egbers in het vossien op de nieuwe weterige in mastebroeck is gemelte Lubbert Egbers in den Gerigte gecompareert, en heeft ten profijte van de Heer panteijser qqa voor een somma van twee hondert sestigh car: guldens wegens sijn pacht van den jare 1706 vrijwilligh verwin gepasseert; en sulck alles met die kracht en effect, als of daer voor met pandinge, opbodinge en aeneijgeninge voor den Gerichte verwonnen ware.

Misschien kan de genoemde hypotheekakte in onderstaande akte van 15 september 1697 of van 24 april 1722 nog wat toevoegen? Weet één van jullie waar die te vinden zijn?

ZK CZ 1728-04-10, fol 180:
De Gemeensman Arnold Waterham als Cessionaris van Wijlen zijn broeder Lubbertus Waterham heeft gedaan en versogt omni meliori modo aanpandinge op en aan het Erve het Vosjen genaamt, gelegen op de Nieuwe Weteringe onder desen Ed Gerichte en bemeiert bij de Wed= van Jan Egberts, de stad Hasselt toebehorende ten einde om daar aan kost en schadeloos te verhalen de agterstedige rente respectijvelijk tegen 5 en 6 van ’t honderd jaarlijx van een Capitaal van sevenhonderd drie en dertig gulde thien stuiv, in conformite en uit kragte van Hypothecaire obligatie van den 15 September 1697 aan Pand Eischer Gerichtelijk gecedeert den 24 April 1722 voorts het Capitaal selfs tegen den eerstvolgenden verschyndag van den 15 Septemb 1728 waar tegens hetselve word gedenuncieert en opgezegt: Onder afslag dan nog van alle bewijsselijke betalinge met versoek dat hier van de wete aan de Heren van de magistraat van der Stad Hasselt moge worden gedaan als na styl en practia behoort. Luod concessun

[ria van bessen]

Herman, In het ORA ZK zit geen akte van die datum.