Re: De erfgenamen van Willem Jans Knol
Geplaatst: 21 mei 2021, 18:56
@Frits, blijkbaar is De heer Secretaris Golts de uitzondering. Adel eerst? Maar je hebt gelijk, dat had ik moeten vermelden.
Van Ruimzigt loopt een weg, de Milligersteeg genaamd, naar den Boksen, aan de Oude wetering, zijnde een afstand van een klein half uur gaans. Aan dezen weg, niet ver van den Boksen, woonde , in een klein, laagstaand huisje, Hendrik van den Berg, getrouwd met Egbertje Arents yan Spijker, zuster van GERRIT ARENTS VAN SPIJKER , op Ruimzigt wonende. Gehoord hebbende, dat de zeedijk dreigde door te breken, reed van SPIJKER, in den voormiddag van den 4den Februarij, met zijnen knecht, op eenen boeren wagen, met twee paarden bespannen, naar het huis van zijnen zwager yan den Berg, om dien met deszelfs huisgezin af te halen en naar zijn huis, dat veel hooger ligt, over te brengen. Aldaar gekomen zijnde, nam hij zijne zuster, met 3 kleine kinderen, op den wagen mede, terwijl haar man, Van den Berg, in huis bleef, om, zoo mogelijk, zijne beesten en goederen te redden. Toen van SPIJKER van daar afreed, was er nog geen water te zien: dan, het grootste gedeelte van den weg afgelegd hebbende, werd hij eensklaps door hetzelve overvallen, zijnde toen tot op ongeveer 500 schreden afstands genaderd aan Milligen, eene landmans woning, niet ver van Ruimzigt, aan de daarnaar genoemde Milligersteeg gelegen. Het water bereikte plotseling zulk eene hoogte, dat de knecht, van den wagen springende, middellijfs in hetzelve geraakte en met moeite weder op den wagen kwam, welke nu aanstonds opgeligt en van den weg, op het naast denzelven liggende land, gedreven werd. Verschrikkelijk was nu de toestand, in welken de daarop zittende pere sonen zich bevonden. De knecht zat voorop, VAN SPIJKER lag, op zijne knieën, achter de voorbank, en zijne zuster lag met hare drie kinderen op een bed, dat zij op den wagen had medegenomen. Met het water kwam eene groote hoeveelheid bevroren schuim aandrijven, waardoor de wagen en paarden bezet werden en mec hetwelke dezelve wegdreven, volgens de rigting van den stroom,
die van den kant van Hasselt scheen te komen. Hierdoor kwamen zij een eind verder van het huis Milligen, naar den kant van het Luibuis, aan de Oude wetering. Na eenigen tijd, toen zij misschien 1ooo schreden van Milligen verwijderd waren, werden de wagen en paarden van het ijs bevrijd, dat, waarschijnlijk door de verschillende rigting van den stroom en de golven, losgemaakt werd. Hierdoor kregen de paarden gelegenheid, om tegen den stroom te kunnen zwemmen, waarin VAN SPIJKER hen eerst wilde besturen: doch, spoedig bemerkende, dat hij daarin verkeerd handelde, liet hij de teugels los en gaf den paarden volkomene vrijheid. Deze dieren spanden nu al hunne krachten in, om het huis Milligen te bereiken, hetwelk ook scheen te zullen gelukken. Dan hier ontstond weder eene zwarigheid, welke VAN SPIJKER en de zijnen bijna geheel aan hun be houd deed wanhopen. Het huis Milligen, namelijk, is op eenigen afstand geheel door geboomte omringd, waarom het niet anders, dan door eene opening in het geboomte, van den kant der Milligersteeg, en door eene andere, van achteren aan het weideland, kan genaderd worden. De wagen van den weg gedreven zijnde, was de eerste opening niet te bereiken, en men vreesde, dat , de paarden de tweede missende, de wagen tegen het geboomte zoude geraken, wanneer zij niets dan eenen gewissen dood zouden hebben te wachten gehad. (In dezen tijd hadden zij ook nog het akelige schouwspel, van bunnen buurman Knol en deszelfs zoon in het ge zigt, daar zij dezen voor hunne oogen zagen verdrinken.) Het eene paard begon ook reeds zijne krachten te verliezen, en hield telkens op met zwemmen, waarop de knecht hetzelve met den voet aanstiet en aldus weder aan den gang deed geraken, terwijl, gelukkig, het andere zulks beter scheen vol te kunnen houden. Hoewel nu de paarden geheel aan zich zelven waren overgelaten, zwommen zij regt op de eenige opening, aan die zijde in het geboomte, aan, welke zij ook gelukkig bereikten en doorzwommen; waarna zij, het huis naderende, weder grond kregen en den wagen op het drooge trokken, dewijl het huis op cene hoogte staat, welke toen nog niet onder water stond. Aldus bleven deze 6 personen, op eene bijna wonderdadige wijze behouden, na dat een der kinderen reeds van den wagen in het water geraakt, doch nog gelukkig wedergegrepen was. Hunne wederwaardigheden waren echter hiermede nog niet geëindigd. Naauwelijks waren de paarden uitgespannen' en op stal gezet, of het huis liep onder water. De bewoner, Hillebrand Jans, moest met zijn gezin en de aangekomene, te zamen 13 personen uitmakende, naar den zolder vlugten. Het huis, schoon door het geboomte beschermd, werd, door palen van Schokland, geweldig geteisterd, en het muurwerk bijna geheel vernield, al de op stal staande runderen, behalve 4, en een paard verdronken, terwijl evenwel de paarden, die voor den wagen gezwommen hadden, het leven behielden. Zich nu niet langer op den zolder vertrouwende, vlugtte men naar eenen enkelen balk, en daarop hebben deze 13 personen van Vrijdag namiddag tot Zaturdag avond, zonder eenige verkwikking, moeten vertoeven.
(bron: Overijssels Watersnood, J. ter Pelkwijk)
- Milligen, eene landmans woning, niet ver van Ruimzigt: daar woonden in 1723 Jacob Teunis en Hermpje Claasse op Milligen
Ooit heb ik een bewonersgeschiedenis samengesteld. Die moet ik nodig bijwerken. Maar hij is te vinden: Nieuwe Wetering.
In dat overzicht is Ruimzicht de buur van Milligen.
Van Ruimzigt loopt een weg, de Milligersteeg genaamd, naar den Boksen, aan de Oude wetering, zijnde een afstand van een klein half uur gaans. Aan dezen weg, niet ver van den Boksen, woonde , in een klein, laagstaand huisje, Hendrik van den Berg, getrouwd met Egbertje Arents yan Spijker, zuster van GERRIT ARENTS VAN SPIJKER , op Ruimzigt wonende. Gehoord hebbende, dat de zeedijk dreigde door te breken, reed van SPIJKER, in den voormiddag van den 4den Februarij, met zijnen knecht, op eenen boeren wagen, met twee paarden bespannen, naar het huis van zijnen zwager yan den Berg, om dien met deszelfs huisgezin af te halen en naar zijn huis, dat veel hooger ligt, over te brengen. Aldaar gekomen zijnde, nam hij zijne zuster, met 3 kleine kinderen, op den wagen mede, terwijl haar man, Van den Berg, in huis bleef, om, zoo mogelijk, zijne beesten en goederen te redden. Toen van SPIJKER van daar afreed, was er nog geen water te zien: dan, het grootste gedeelte van den weg afgelegd hebbende, werd hij eensklaps door hetzelve overvallen, zijnde toen tot op ongeveer 500 schreden afstands genaderd aan Milligen, eene landmans woning, niet ver van Ruimzigt, aan de daarnaar genoemde Milligersteeg gelegen. Het water bereikte plotseling zulk eene hoogte, dat de knecht, van den wagen springende, middellijfs in hetzelve geraakte en met moeite weder op den wagen kwam, welke nu aanstonds opgeligt en van den weg, op het naast denzelven liggende land, gedreven werd. Verschrikkelijk was nu de toestand, in welken de daarop zittende pere sonen zich bevonden. De knecht zat voorop, VAN SPIJKER lag, op zijne knieën, achter de voorbank, en zijne zuster lag met hare drie kinderen op een bed, dat zij op den wagen had medegenomen. Met het water kwam eene groote hoeveelheid bevroren schuim aandrijven, waardoor de wagen en paarden bezet werden en mec hetwelke dezelve wegdreven, volgens de rigting van den stroom,
die van den kant van Hasselt scheen te komen. Hierdoor kwamen zij een eind verder van het huis Milligen, naar den kant van het Luibuis, aan de Oude wetering. Na eenigen tijd, toen zij misschien 1ooo schreden van Milligen verwijderd waren, werden de wagen en paarden van het ijs bevrijd, dat, waarschijnlijk door de verschillende rigting van den stroom en de golven, losgemaakt werd. Hierdoor kregen de paarden gelegenheid, om tegen den stroom te kunnen zwemmen, waarin VAN SPIJKER hen eerst wilde besturen: doch, spoedig bemerkende, dat hij daarin verkeerd handelde, liet hij de teugels los en gaf den paarden volkomene vrijheid. Deze dieren spanden nu al hunne krachten in, om het huis Milligen te bereiken, hetwelk ook scheen te zullen gelukken. Dan hier ontstond weder eene zwarigheid, welke VAN SPIJKER en de zijnen bijna geheel aan hun be houd deed wanhopen. Het huis Milligen, namelijk, is op eenigen afstand geheel door geboomte omringd, waarom het niet anders, dan door eene opening in het geboomte, van den kant der Milligersteeg, en door eene andere, van achteren aan het weideland, kan genaderd worden. De wagen van den weg gedreven zijnde, was de eerste opening niet te bereiken, en men vreesde, dat , de paarden de tweede missende, de wagen tegen het geboomte zoude geraken, wanneer zij niets dan eenen gewissen dood zouden hebben te wachten gehad. (In dezen tijd hadden zij ook nog het akelige schouwspel, van bunnen buurman Knol en deszelfs zoon in het ge zigt, daar zij dezen voor hunne oogen zagen verdrinken.) Het eene paard begon ook reeds zijne krachten te verliezen, en hield telkens op met zwemmen, waarop de knecht hetzelve met den voet aanstiet en aldus weder aan den gang deed geraken, terwijl, gelukkig, het andere zulks beter scheen vol te kunnen houden. Hoewel nu de paarden geheel aan zich zelven waren overgelaten, zwommen zij regt op de eenige opening, aan die zijde in het geboomte, aan, welke zij ook gelukkig bereikten en doorzwommen; waarna zij, het huis naderende, weder grond kregen en den wagen op het drooge trokken, dewijl het huis op cene hoogte staat, welke toen nog niet onder water stond. Aldus bleven deze 6 personen, op eene bijna wonderdadige wijze behouden, na dat een der kinderen reeds van den wagen in het water geraakt, doch nog gelukkig wedergegrepen was. Hunne wederwaardigheden waren echter hiermede nog niet geëindigd. Naauwelijks waren de paarden uitgespannen' en op stal gezet, of het huis liep onder water. De bewoner, Hillebrand Jans, moest met zijn gezin en de aangekomene, te zamen 13 personen uitmakende, naar den zolder vlugten. Het huis, schoon door het geboomte beschermd, werd, door palen van Schokland, geweldig geteisterd, en het muurwerk bijna geheel vernield, al de op stal staande runderen, behalve 4, en een paard verdronken, terwijl evenwel de paarden, die voor den wagen gezwommen hadden, het leven behielden. Zich nu niet langer op den zolder vertrouwende, vlugtte men naar eenen enkelen balk, en daarop hebben deze 13 personen van Vrijdag namiddag tot Zaturdag avond, zonder eenige verkwikking, moeten vertoeven.
(bron: Overijssels Watersnood, J. ter Pelkwijk)
- Milligen, eene landmans woning, niet ver van Ruimzigt: daar woonden in 1723 Jacob Teunis en Hermpje Claasse op Milligen
Ooit heb ik een bewonersgeschiedenis samengesteld. Die moet ik nodig bijwerken. Maar hij is te vinden: Nieuwe Wetering.
In dat overzicht is Ruimzicht de buur van Milligen.