Doorgaan naar de inhoud

Collectie Overijssel bewaart kilometers aan documenten, foto’s, kaarten, museale objecten en nog veel meer. Wij behouden en bewaren de geschiedenis met zorg en expertise, maar wie zijn de mensen achter Collectie Overijssel? En wie zijn de mensen die gebruik maken van de collectie? In de serie ‘De collectiebewaarders’ brengen we onze collega’s en bezoekers aan het licht door hen de vraag te stellen: “Wat is jouw favoriete collectie(stuk)?”

De speurneus

Martin van der Linde studeerde in 2010 af aan de RUG. Zijn afstudeerscriptie ging over de relatie tussen D66, de VVD en de Europese Liberale Partij die in het Europees Parlement zat, de ELDR. “Ik ben afgestudeerd op de geschiedenis van de politieke cultuur. Maar daar houd ik me nu helemaal niet meer bezig eigenlijk”. Hij komt uit Sint Jansklooster en woont in het naburige Vollenhove.

Martin is werkzaam bij de Stichting IJsselacademie, als publiekshistoricus. “Ik vind het leuk om te kijken hoe grote ontwikkelingen in de wereldgeschiedenis zijn weerslag hebben in het lokale. In steden en dorpen en in dit geval op Overijssel”. Wat hij doet als publiekshistoricus? “Mensen hebben vaak een beeld van historici, dat het stoffige oude mensen zijn, die de hele dag achter hun bureau zitten. Maar dat is dit werk zeker niet, want wij proberen een vertaalslag te maken naar het publiek en om juist dié verhalen die we uit het archief halen – door dat onderzoek – op een aantrekkelijke manier te presenteren”.

Het leukst aan mijn werk vind ik dat het dicht bij mijn eigen leefomgeving is. Het is heel herkenbaar. En ook dat het afwisselend is qua onderwerpen. Als IJsselacademie zijn we een kenniscentrum en productiehuis, en doen veel verschillende projecten. Een tijdje terug hebben we een aantal laatste ooggetuigen geïnterviewd van de Tweede Wereldoorlog en in combinatie met archiefonderzoek daar een boek van gemaakt. Dus ook die combinatie, van echt archiefonderzoek en de provincie in om mensen te spreken, is heel leuk.”

Inmiddels doet Martin dit werk al tien jaar en hij vertelt er nog steeds enthousiast over.

Jaarverslag van plantage ‘t IJland

Martin kijkt snel door de stapel archiefstukken die hij heeft aangevraagd. Met zijn zoekende blik scant hij de ritselende dossiermappen. “Ik kies deze”. Normaal kiezen onze collega’s en bezoekers één stuk, maar Martin’s collectiestuk is eigenlijk een heel deel van ons archief.

Dit is een pak archiefstukken dat uit het familiearchief komt van de adellijke familie Van Dedem, die woonden op Huis Den Berg bij Dalfsen. Zij bleken vanaf eind 18e eeuw tot aan 1863 (de afschaffing van de slavernij) mede-eigenaar te zijn van de plantages Peperpot en ‘t IJland in Suriname.” Martin kwam daar op een bijzondere manier achter. In 2013 was hij op vakantie in Suriname, waar hij de restanten van de plantage Peperpot bezocht. “Toen wist ik nog niet van het bestaan van deze stukken”.

Een paar jaar later had Martin een middag niet zoveel te doen en dacht hij: ‘Goh, ik ga eens kijken of er iets over Suriname in de collectie te vinden is’. Tot zijn verbazing kwam hij deze archiefstukken tegen. Het bleek dat de plantages Peperpot en ‘t IJland bij de familie Van Dedem zijn gekomen via de familie de Vos van Steenwijk. Die woonden eind 18e eeuw op havezate De Oldenhof bij Vollenhove, vlakbij waar Martin dus vandaan komt.

"De verbinding tussen het oosten van het land en het slavernijverleden had ik nooit gelegd"

Die samenkomst van omstandigheden triggerde hem om hier verder naar te kijken. “De verbinding tussen het oosten van het land en het slavernijverleden had ik nooit gelegd. Toen dacht ik ‘Als ik met één zo’n zoekterm als Suriname dit al vind, wat is er dan nog meer te vinden?’”. Op dat moment zocht hij contact met de onderzoekers van het collectief Mapping Slavery, die veel ervaring hebben met dit onderwerp. Hij kreeg tips hoe verder te zoeken in de archieven. Want de stukken die te maken hebben met het slavernijverleden, zijn lastig boven water te krijgen. In een rapport dat hij kreeg, stond een hele lijst met termen die je kan gebruiken om te zoeken naar het slavernijverleden.

Vanuit ons eigen referentiekader zoeken wij op woorden als ‘slaaf’, ‘Suriname’ of zulk soort woorden. En dan vind je misschien wel wat, maar je zoekt niet zo snel op een term als ‘Voetoeboy’, ‘Marron’ of ‘Demerara’. De archiefstukken die daarmee te maken hebben staan vol met zulk soort termen die we vandaag de dag niet meer hanteren. Maar dat werd vroeger wel gebruikt en als je daarop zoekt kom je allerlei resultaten tegen.

Met die hele lijst met zoektermen is een vrijwilliger aan de slag gegaan, die een paar honderd archiefstukken vond die te maken hebben met de VOC of de WIC, maar ook met die plantages en voorbeelden van zwarte bedienden. Slaafgemaakten die vanuit de kolonie meegenomen werden naar Overijssel. Mensen die hier dus echt hebben geleefd. “Na die hele vondst, dacht ik: ‘hier moeten we iets mee’.

Martin keek of er ooit weleens eerder wat geschreven was over het slavernijverleden in Overijssel: “Dat bleek niet zo te zijn.” Ergens is dat ook wel te verklaren. De aandacht voor het slavernijverleden is pas sinds 2013, toen het 150 jaar geleden was dat de slavernij afgeschaft werd. “We zijn ons er dus nog niet heel lang van bewust, het is altijd een soort van blinde vlek geweest. En hier in Overijssel ook. Als je kijkt naar de Overijsselse geschiedschrijving, daarin is slavernij bijna nooit aan de orde geweest.

Het archiefstuk dat we vandaag bespreken is een jaarverslag. Hierin zitten brieven die men naar elkaar schreef over het beheer van die plantages, geldstromen die op een bepaalde manier gaan, enzovoorts. Dat klinkt allemaal best economisch, want voor de ‘eigenaren’ waren tot slaafgemaakten ook geen mensen, maar producten. Martin leest voor uit het 164 jaar oude document: “En dan zie je hier ‘Slavenmagt’; ‘Op 1 januari 1858 bevonden zich op plantage ’t IJland 147 slaafgemaakten. ‘Er zijn zeven geboren en twaalf overleden, dus in het begin van het nieuwe jaar zijn er nog 142 over.’ Op die manier werd er dus over mensen gepraat”.

"Op die manier werd er dus over mensen gepraat"

In 1863 wordt de slavernij afgeschaft. De plantage-eigenaren worden heel goed gecompenseerd. De tot slaafgemaakten moeten echter nog tien jaar door blijven werken. Pas in 1873 waren ze echt vrij om te gaan en staan waar ze maar wilden. In de periode na 1863 verkoopt de familie Van Dedem de plantage. Die brengt niet meer genoeg op.

Er is vaak een soort discussie, want zeg je ‘slaaf’ of ‘slaafgemaakte’. Vanuit de Surinaamse gemeenschap heeft men liever dat je ‘tot slaafgemaakte’ gebruikt. Omdat dat echt laat zien van; oké iemand is niet als slaaf geboren, maar het is een actief proces geweest dat iemand tot slaaf gemaakt is zeg maar.

Waarom is dit een belangrijk onderwerp?

Ik vind dit een belangrijk verhaal omdat het voor Overijssel nog nooit is verteld. Niemand is ervan op de hoogte. In de geschiedenis zijn er allerlei vormen van slavernij geweest. De Grieken & Romeinen hadden slavernij. In de middeleeuwen had je horigheid, ook hier in Overijssel; mensen die gebonden waren aan een bepaalde boerderij en daar niet vanaf mochten. Je hebt de Europese- of Christenslavernij gehad, Europese zeelieden die voor de Noord-Afrikaanse kust gevangen zijn genomen en daar slaaf zijn geweest. En je hebt de trans-Atlantische slavernij en de Indische slavernij, van die laatste is de schaal trouwens groter dan de slavernij in ‘de west’.

Bij die twee laatste vormen van slavernij werden mensen van kleur tot slaafgemaakt. Dat verleden werkt door tot op de dag van vandaag. Het slavernijverleden van de Grieken & Romeinen, horigheid en Europese-slavernij niet. Je ziet vandaag de dag nog steeds dat nazaten van slaafgemaakten te maken hebben met racistische bejegeningen. De toeslagenaffaire is ook een voorbeeld van dat dit gewoon nog in ons systeem zit. Ik vind het belangrijk om mensen zich daar bewust van te maken, door te laten zien dat die geschiedenis van kolonialisme en slavernij soms dichterbij is dan ze denken.

-Douwe Borger, stagiair PR & Communicatie

Delen