
Dat Rijssen het recht van Deventer krijgt wordt nog eens nadrukkelijk vermeld in de aanhef van het stadsrecht, waar we lezen: ''Also daane regten als de stadt van Deventer hout met haaren borgeren, sulcks hebben wij ook binnen onse stadt van Rijssen" * . In de praktijk der rechtspraak betekende dit, dat men in moeilijke gevallen bij Deventer om raad ging. Na verloop van tijd ontwikkelde zich dit gebruik zoals bij alle kleine steden van Twenthe, tot een recht van appèl op Deventer. Over dit recht van appèl op Deventer wordt verder in het stadrecht niet gesproken. Wel wordt genoemd in een request, dat de kleine steden van Twenthe, waaronder Rijssen, bij gedeputeerde staten op 26 Sept. 1644 indienen tegen het verzoek dezer staten d.d. 26 Aug. 1644 om ook in genoemde steden het Landrecht van 1630 in te voeren. Hierin wordt gezegd, dat de genoemde kleine steden zich zullen "reguleren nae die costuimen van Deventer die plaetse van haer appèl" * . Wat de invoering van het landrecht van 1630 betreft, waarover hier gesproken wordt, uit de akten en recessen blijkt telkens, dat genoemd landrecht toch wel in Rijssen is ingevoerd.
Uit dit alles nu is m.i. geen andere conclusie te trekken, dan dat wichbolt, marke en kerspel min of meer in elkaar overvloeien, dat van een duidelijke afbakening der grenzen geen sprake kan zijn, terwijl het ook niet duidelijk wordt oever het rechtsgebied van de magistraat der stad en dat van de richter van Kedingen reikt. Pas omstreeks het midden der 17de eeuw zien we, dat het stadsgericht de gehele marke van Rijssen een deel van het veel grotere kerspel Rijssen omvat en dat dus dan deze voormalige marke valt buiten het rechtsgebied van de richter van Kedingen. Uit de woorden van de uitspraak van 15 Febr. 1520 schijnt echter wel te moeten worden opgemaakt, dat oorspronkelijk toch het rechtsgebied van de stad geheel beperkt is geweest tot het gebied binnen de grachten, dus zonder het wigbold.
Bij de invoering der Franse wetgeving in 1811 werd de rechtspraak, tot nu toe door de gerichten der schout- en richterambten en de steden uitgeoefend, grotendeels overgebracht naar de nieuwe opgerichte vredegerichten en rechtbanken van eerste aanleg. Daarheen moesten toen ook al de archiefstukken van rechterlijke aard worden overgebracht. Die van Rijssen gingen naar de rechtbank in eerste instantie te Almelo. 1 Aug. 1811 wordt er een inventaris van opgemaakt. vandaar werden ze krachtens K.B. van 8 Maart 1879 (Staatsblad no. 40) overgebracht naar de Rijksarchiefplaats te Zwolle.
Gegevens betrekking hebbende op de rechterlijke archieven van Overijssel in het algemeen, vindt men in de "Algemene inleiding op de inventaris van de rechterlijke archieven van Overijssel".