Een doodsoorzaak staat niet in een overlijdensakte. Soms geeft een ‘doodsbriefje’ of 'verklaring van overlijden' meer informatie.
In een overlijdensakte staat waar en wanneer iemand overleden is. Een doodsoorzaak ontbreekt echter vrijwel altijd. In Nederland hebben we niet veel gegevens over hoe iemand aan zijn einde is gekomen. Een zogenaamd(e) ‘doodsbriefje’ of ‘verklaring van overlijden’ kan meer inzicht geven.
Sinds 1865 moet in Nederland de dokter die iemands overlijden vaststelt, op papier zetten wat de doodsoorzaak is. Deze verklaring noemen we een doodsbriefje. Het papiertje ging naar de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente waar iemand overleed.
Vanwege privacy bevatten deze doodsbriefjes vanaf 1926 alleen nog een korte omschrijving van de doodsoorzaak (‘doodsbriefje A’). Op een tweede formulier (‘doodsbriefje B’) schreef de dokter een doodsoorzaakverklaring: een uitgebreidere verklaring van dood, de ziekten waaraan de overledene leed, complicaties en dergelijke. Dit briefje stuurde de gemeente in een gesloten envelop door naar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze gegevens werden verwerkt in de bevolkingsstatistiek. Dit gebeurde anoniem. Je kunt dus niet bij het CBS het doodsbriefje B van je voorouder opvragen.
Vanaf 1 april 1956 bevat het doodsbriefje A, dat bij de gemeente bleef, niet meer de precieze doodsoorzaak. Er staat vanaf dan alleen nog maar in of het wel of niet om een natuurlijke dood gaat. Daarom zijn vooral de briefjes tót 1956 interessant.
Veel van de doodsbriefjes zijn in het verleden weggegooid. Een gemeente hoefde ze namelijk niet altijd te bewaren. Doodsbriefjes die er nog wel zijn, worden bewaard in het archief van de gemeente waar de persoon overleed.
Bij Collectie Overijssel vind je doodsbriefjes van de volgende gemeenten: