Elbert Antonij van Pallandt tot Zuithem, luitenant stadhouder van de leenen van Overijssel, beleent Adam Persoon, in zijne qualiteit van rentmeester van het kapittel: 1e. met de tiende grof en smal over het goed te Dinckinck en Leblick, behoorende aan het Heer Florenshuis; 2e. met het erve Nijenhuis in het kerspel van Bathmen, buurtschap Zuidlo, behoorende aan het St. Augustinus-gilde en de arme lieden te Deventer; 3e. met de tienden over Ghoesen goed ten Hove, over Cleijm goed, over het goed te Overbrinck, over het goed ten Holten, over het goed te Wedeshoeve, over Alberts goed ter Stege, over Platemans goed, over het goed te Zuitvelde, over Berend Hadekings goed, over het goed Daarboven, over het Vriesinnen goed, over het goed Schamelskampe, over het goed ter Maet te Welsum, met een jaarrente van 12 mudden klare winterrogge en 6 overlandsche keurvorster Rijnsche guldens uit het goed Hierover in het kerspel van Raalte in de buurtschap van Heeten; met de tienden over Overeijsschinck, grof en smal, zooals die gelegen zijn in het kerspel van Rijssen in de buurtschap Notter, alles toebehoorende aan het kapittel; 4e. met het erve en goed Rankenberg, gelegen in het kerspel van Wijhe in de buurtschap Wengelo en met het erve en goed lutteke Tongervelde in het kerspel van Wijhe in de buurschap Tongeren, behoorende onder de Boederianen goederen.