Volmer Schulte, priester vicarius in de St. Lebuinuskerk, en Hughe van Nettelhorst doen op verzoek van Johan Vos Vervemolen en Gheze Biermans in der minne uitspraak in een tussen dezen bestaanden twist over land, hun beiden toebehorende, vroeger gekocht van wijlen Wolter van Voerst en gelegen in Mastebroek; na het land te hebben laten meten door Boldewijn den Landmeter in Zalland, die het deel van Johan, dat nu aan het Heilige Geest of Groote Gasthuis behoort, het grootste deel 11 1/2 morgen 50 roeden en zijn mostertweide bij de stadsgraven 8 morgen 25 roeden groot bevond, en Ghezes deel 5 1/2 morgen 1 hont 40 roeden+ 6 1/2 morgen 79 roeden, en de mosterdsweide, welke heer Florens Radewinssoene van haar gekocht had, 8 morgen min 5 roeden, terwijl zij nog 1 hont lands daarvan heeft; eindelijk de weg langs Johans land, die hun beiden behoort, 1 hont 36 roeden; bepalen de scheidslieden: dat Vos mag varen op zijn mosterdweide door en dwars over de weg en verder over Gheze's land ten naasten wege en minste schade; dat Gheze wanneer zij maar wil over de weg mag varen, maar dat zij aan Vos een zekere geldsom betalen zal voor het land, dat zij meer heeft; dat Vos 1/3 van de bruggen, de hekken en de weg lang zijn grote stuk zal onderhouden, maar dat het gras langs die weg geen van beide zonder de wil van de ander gebruiken zal; en eindelijk dat Gheze zoveel meer dijk en wetering hebben zal, als zij meer land heeft.