Heinricus deken, Johannes e.a. kanunniken van het kapittel van Daventria verklaren in tegenwoordigheid van Albertus, bisschop van Livonia (Lijfland), die de kapel op de Berg (te Deventer) gewijd heeft, van Arnoldus de Epse e.a. leken, dat zij een overeenkomst hebben aangegaan met Jordanus, abt, Heinricus prior en Waldericus, broeder van het klooster Varlar, waarbij bepaald is dat voor het bezoeken van zieken, het begraven van overledenen en het dopen van kinderen en volwassenen de parochie Daventria ten Zuiden van de Brink onder het kapittel zal ressorteren, terwijl het overige deel van de parochie, alsmede de dorpen buiten de stadsmuren, van Esnen (Essen) af, onder het klooster Varlar zullen vallen; de oblaties verschuldigd bij bevalling en het wisselen van trouwbeloften zullen aan de parochiekerk komen; de pastoor van de parochiekerk mag op verzoek van zijn parochianen het ressort van het klooster betreden, maar de priester op de Berg mag zich niet buiten zijn ressort begeven voor het begraven van overledenen of anderszins.