Lange tijd was die bereidheid er, vooral ook om eigen zielenheil te bevorderen. Van een structurele oplossing was echter geen sprake.
Als regel zorgde het stadsbestuur voor de armen in het gasthuis die bestonden uit armen en wezen. De armen die tot de gereformeerde kerk behoorden kwamen voor rekening van diakenen. Het gaat hier vooral om de huiszittende behoeftige.
Vanaf 1750 neemt de armoede in Hasselt snel toe als gevolg van de afnemende bedrijvigheid op het gebied van de handel en de scheepvaart; de sterke stijging van de graanprijzen waardoor er voedsel tekort ontstaat; de besmettelijke veeziekten die veel veehouders in hun bestaansmogelijkheid treffen en derhalve moeten aankloppen bij de armenverzorgers.
Voor de oplossing van het probleem komt de kerkenraad van de gereformeerde gemeente (later Hervormde Gemeente) met het voorstel om een armenhuis te stichten. De magistraat van Hasselt blijkt veel te voelen voor dit idee. Een gezamenlijk armenhuis, waarvoor de verantwoordelijkheid ligt zowel bij de kerk als bij de magistraat.
In 1775 komt de oplossing in zicht. Graaf van Rechteren (woonachtig op het kasteel Rechteren bij Dalfsen) schenkt bij testament een huis in de Ridderstraat aan de magistraat van Hasselt.
In 1777 neemt een gezamenlijk armbestuur het na verbouwing in gebruik.
Het huis wordt gemeenschappelijk beheerd dor weesmeesters, provisoren en diakenen, het zogenaamd Gecombineerd Hervormd Armbestuur. De administratie wordt verzorgd door de diaconie welk college ook belast is met het onderhoud van het gebouw.
Deze hernieuwde combinatie heeft voortbestaan tot begin het jaar 1903.
De algemene synode van de Hervormde Kerk richt in 1901 een schrijven aan de kerkenraad van de Hervormde Gemeente te Hasselt waarin wordt aangegeven dat die aabnormale toestand, samenwerking bissen kerk en overheid, niet langer mag voortbestaan en er geen gelden meer mogen worden aangenomen van het stadsbestuur.
Kerkenraad en stadsbestuur besluiten tot scheiding van de drie ambten (provisoren, wezen en diakenen) over te gaan.
Een commissie wordt ingesteld en dit leidt ertoe dat er drie rapporten worden ingediend. De behandeling van deze stukken vindt plaats in de raadsvergadering van 13 augustus 1901. Punt 104. Hierna volgt een uittreksel uit de notulen van de raadsvergadering. " De voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen van de gemengde commissie inzake de opheffing van het Gecombineerde Hervormde Armbestuur drie rapporten.
1. Een plan van scheiding.
2. Een rapport van de meerderheid inzake de regeling van het armwezen na de scheiding.
3. Een rapport van de minderheid inzake hetzelfde onderwerp.
Na gewezen te hebben op de omstandigheid, dat hij de vergadering, waarin het besluit der meerderheid is gevallen, niet heelt bijgewoond, en van dit besluit eerst heden heeft kennis genomen, licht hij zijn rapport nader toe.
Wat hem tegenstaat in het rapport van de meerderheid is de dreiging van de kerkeraad dat deze zelf een armbestuur zal oprichten, in geval haar voorstel om het Armenhuis af te staan in administratie aan de diaconie, niet mocht worden genomen; dat noemt hij eene ongeoorloofde pressie op den gemeenteraad.
De heer Pot is het volkomen eens met de spreker en met diens rapport, ook hij acht volkomen onbewezen, dat de armenzorg bij de diakonen in betere handen zal zijn, dan bij de provisoren en weezenmeesters, hij vindt het voorstel te eenzijdig kerkelijk en ziet danig veel moeilijkheden in de toekomst Waarom niet een proef genomen met het beheren van het armenhuis door provisoren en weezenmeesters ? Blijkt dat niet te voldoen dan kan men daar immers weer op terugkomen, daar is niets tegen.
1. de combinatie op te heffen en de bestemming van de bezittingen en inkomsten te regelen, als in het overgelegde plan van scheiding, in gemeen overleg met de kerkeraad.
2. Het gecombineerd Hervormde Armbestuur alhier te machtigen de inschrijvingen op het Grootboek der Nationale Schuld te zijnen name staande, te gelde te maken en om zulks op te dragen aan de heer W.E. Roozenberg, notaris te Hasselt
3. Het armenhuis na de scheiding in administratie te geven aan de diaconie der Hervormde Gemeente op de voorwaarden in het rapport der meerderheid van de gemengde commissie genoemd ".
Notaris Rozenberg maakt in 1902 een rapport op over de verdeling van de bezittingen van het gecombineerd Hervormde armbestuur over de drie colleges te weten de diaconie van de Hervormde Gemeente, het Provisorenambt en het Weezenambt.
De diaconie wenst het haar toekomende bedrag in een keer te ontvangen en niet in termijnen zoals het provisorenambt dat wilde doen, maar ook deze kwestie wordt opgelost De taakverdeling wordt nu als volgt.
De diaconie zorgt voor de armen die lid zijn van de Hervormde Gemeente; het provisorenambt voor de armlastigen die geen lid zijn van de Hervormde Kerk; en het Weezenambt draagt zorg voor de wezen die opgenomen zijn in het weeshuis, waarin later ook de armlastige ouderen worden opgenomen.
Het provisorenambt is een afdeling die regelmatig in geldnood verkeert.
Maandelijks laten zij collecteren in de stad. De persoon die belast is met het ophalen va de collectegelden krijgt 1 gulden per rondgang.
Het stadsbestuur dat toezicht houdt op de financiën is op een zeker moment van mening dat op die ophaalkosten bespaard moet worden. Maar dat valt verkeerd bij het bestuur van het Provisorenambt. Zij dreigen dat zij "gaarne" hun functie beschikbaar stellen als het voorstel van het gemeentebestuur hard wordt gemaakt.
Wekelijks ontvangen de armen een uitkering die varieert van vijftig cent tot een gulden.
Bij de invoering van de noodwet Drees in de vijftiger jaren van de vorige eeuw worden de uitkeringen minder en bij de invoering van de Algemene Bijstandswet worden de beide ambten opgeheven per 1 januari 1967. De bezittingen komen aan het stadsbestuur van Hasselt.