Akte waarbij Aernt Hubertss van Hamertfelt verklaart dat hij door bemiddeling van de stad Amersfoort overeengekomen is met Hubert Claess, dat hij zal afdoen alle "moeyenisse ende onlust" die hij gedaan heeft betreffende de venen gelegen in het "Zoesser veen" (Soesterveen), waarop hij Goert van Scherpenzeel en zijn broeders geschreven heeft op Hubert voornoemd en de prior en het gemene convent van het klooster "yn den berghe by Zwolle" (St. Agnietenberg- of Bergklooster) en belooft dat hij hierin zal doen, zoals een goed koopman schuldig is, onder voorbehoud dat hij "gunstelic ende vreenliken mit recht spreken sal moeghen aenden vene voirsz", zoals een burger van de stad Amersfoort schuldig is te doen.