Op het einde van 1816 bleek de administratie van den eenigen directeur geheel in de war te zijn. Bij besluit van den gemeenteraad van Kuinre van 24 Januari 1817 werd hij geschorst en een strafvervolging tegen hem ingesteld * . Bij arrest van het Hof van Assises in de provincie Overijssel van 2 Augustus 1817 werd hij wegens verduistering van gelden en valschheid in geschrifte veroordeeld tot 7 jaar tuchthuis, betaling van f 500 boete benevens de proceskosten en eerloos verklaard
Nadat eerst een voorloopige commissie van drie leden de directie had gevoerd, werden bij besluit van den Raad van 5 September 1817 twee nieuwe directeuren aangesteld, één uit den Raad en één uit de burgers, op een instructie, die denzelven dag door den Raad was vastgesteld (zie Inv. nos. 3 en 4).
Groote reparaties aan de havenhoofden, die uit de gewone inkomsten niet meer konden worden bestreden, hadden tot gevolg, dat in 1833 niemand zich meer voor de functie van directeur beschikbaar wilde stellen, waardoor de gemeente genoodzaakt was, de directie provisioneel op te dragen aan twee leden van het gemeentebestuur. Bij request van 26 Mei 1834 richtte de Raad zich daarop tot het Provinciaal bestuur met verzoek om het scheepsdiep in beheer over te nemen, nadat een dergelijk verzoek, aan het Rijk gedaan, bij schrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 14 Maart 1834, no. 143, was afgewezen. Bij besluit van de Provinciale Staten van 9 Juli 1835, no. 3, werd besloten om "de haven en havenwerken van Kuinre met derzelver lusten en lasten zoo lang voor de provincie in beheer over te nemen, totdat de daarvoor uit hare fondsen reeds verstrekte f 1500 benevens de verdere daartoe te verstrekken gelden aan de provincie zullen zijn terugbetaald of zooveel als vroeger als de provinciale staten zouden goedvinden, dat beheer weder aan de gemeente Kuinre terug te geven". De overname werd bekrachtigd bij Koninklijk besluit van 5 September 1835, no. 6, nadat ook de gemeenteraad van Kuinre 12 Augustus 1835 het voorstel had geaccepteerd.
De eigendommen van het scheepsdiep bestonden in hoofdzaak uit de aan de noorder- en zuider-havendijken gelegen landerijen, in totaal ruim 27 bunder groot; de papieren, bijna uitsluitend uit de 19e eeuw, kwamen later met de oude provinciale archieven in de Rijksarchiefbewaarplaats te Zwolle.
Tenslotte werden bij besluit van de Provinciale Staten van 6 Juli 1889, no. 4, (goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1889, no. 12) en besluit van den gemeenteraad van Kuinre van 15 September 1890 de haven en havenwerken met alle lusten en lasten benevens de tot de haven behoorende en ten publieken dienste bestemde perceelen door de provincie van de gemeente in eigendom overgenomen.
A. Haga